Net over de grens bij het drielandenpunt en de Nederlandse plaats Vaals ligt een goederenspoorlijn die tussen Duitse Aken en het Belgische Montzen verloopt. Deze spoorlijn vormt een belangrijke verbinding tussen de haven van Antwerpen en het Duitse Ruhrgebied. Sinds 2008 is het traject geheel geëlektrificeerd. Het merendeel van de treinen rijdt met moderne Bombardier "Traxx" meersysteemlocs die bij de Belgische NMBS in de reeks 28 zijn ondergebracht. In de jaren negentig en in de eerste jaren na de eeuwwisseling zag het beeld er echter nog heel anders uit.
Tussen de Gemmenicher Tunnel en Montzen was het traject destijds nog niet geëlektrificeerd. De goederentreinen reden zodoende alleen met doorgaande dieseltractie. Het Duitse deel van het traject tussen Aken West en de Gemmenicher Tunnel kenmerkt zich bovendien door een aanzienlijke stijging in het tracé. Vrijwel alle treinen moesten daardoor ook nog worden opgedrukt. Dit opdrukken is een interessant gebeuren, waarbij de treindienst van rond de eeuwwisseling in dit artikel nader belicht zal worden.
Het traject zelf is grotendeels tijdens de Eerste Wereldoorlog gebouwd. Wegens de neutraliteit van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog werden er door Nederland geen Duitse militairen transporten op de IJzeren Rijn (Mönchengladbach - Roermond - Antwerpen) toegestaan. Het gevolg hiervan was dat alle militairen transporten via de spoorlijn Aken Zuid - Lüttich moesten worden afgewikkeld, wat de enige andere spoorlijn was die naar het front liep. Ter ontlasting van deze spoorlijn werd in het voorjaar van 1915 begonnen met de bouw van een spoorlijn tussen Gemmenich via Montzen naar Tongeren, waar aangesloten werd op het bestaande Belgische spoorwegnet. De doorgaande verbinding van Aken-West via Gemmenich en Montzen naar Tongeren werd op 28 februari 1917 geopend. Vanaf 6 januari 1918 kon de lijn dubbelsporig worden gebruikt.
De ongeveer eerste 3 km van de spoorlijn loopt vanaf Aken-West door de Gemmenicher Trasse tot de Gemmenicher Tunnel. Dit traject werd al in 1872 geopend door de Bergisch-Märkische Eisenbahn-Gesellschaft, als onderdeel van de route Aken-West - Welkenraedt. Tussen Aken-West en de Gemmenicher Tunnel zit er een stijging van ongeveer 25 promille in het traject.
De materieelinzet
Op dit Duitse gedeelte van het traject werden daarom vrijwel alle goederentreinen opgedrukt. Hiervoor is dit gedeelte in 1968 gelijktijdig met de spoorlijn Aken Hbf - Mönchengladbach geëlektrificeerd. Als opdruklocomotief werd meestal de locomotief gebruikt die de goederentrein naar Aken West gereden had. Zo waren vaak locomotieven van de Baureihe 140 te zien in de opdrukdiensten, maar ook andere locomotieven zoals de Baureihe 151 kwamen ter inzet. Op het moment als de tractieloc zelf niet tot de beschikking stond, kon terug worden gegrepen op ter plekke aanwezige rangeerlocomotieven.
Aangezien het gedeelte vanaf de Gemmenicher Tunnel tot Montzen niet was geëlektrificeerd, werden de goederentreinen vanaf Aken West tot aan Montzen met dieseltractie gereden. In de jaren negentig werden hiervoor voornamelijk locomotieven van de Baureihe 215 van de Duitse spoorwegen en Belgische locomotieven van de series 53 en 55 ingezet. Van de Duitse Baureihe 215 waren de locomotieven met de nummers 023 tot en met 029 voorzien van een uitrusting voor de Belgische beveiliging Crocodile. Deze locs konden zodoende zonder beperkingen worden ingezet richting België.
Voor een periode van een kleine twee jaar keerden tijdelijk ook de oudere diesellocs van de Baureihe 212 terug op de goederenlijn. Dit had als doel om voldoende locomotieven van de Baureihe 215 vrij te maken voor de reizigersdienst op de Eifellijn tussen Keulen en Trier. Hier vervingen de locomotieven van de Baureihe 215 de kantelbaktreinstellen van de Baureihe 611, die wegens technische problemen aan de kant moesten. De inzet van de Baureihe 212 duurde tot 6 juni 2001. Vanaf deze datum werden de diensten overgenomen door de Baureihe 241, die net als een deel van de Baureihe 215 tevens met de Belgische beveiliging zijn uitgerust. Daarnaast trad in hetzelfde jaar ook nog een wijzing op bij de Baureihe 215. De locomotieven van de Baureihe 215 die voor de goederenafdeling van de DB AG reden werden vernummerd tot de Baureihe 225. Ook ondergingen de locs revisies, waarbij de niet meer gebruikte stoomverwarming voor reizigerstreinen werd uitgebouwd ten gunste van een voorziening voor het voorverwarmen en warmhouden van de technische installatie.
Het proces
De vraag of een goederentrein opgedrukt moet worden hangt voornamelijk af van het treingewicht en het locomotieftype die wordt ingezet. Een goederentrein die getrokken werd door één locomotief van de Baureihe 215 moest vanaf een treingewicht van 750 ton worden opgedrukt. Voor de Belgische locomotieven die werden ingezet lag de grens bij 800 ton. De meeste goederentreinen wegen echter meer als 1500 ton, zodat combinaties van dubbeltractie en een opdruklocomotief zeer vaak voorkwamen.
Een goederentrein die vanaf Aken-West vertrok werd direct vanaf het vertrek opgedrukt. Na zo'n 3 km rijden, tot iets voor het bruggetje dat in het schema is aangegeven, begint de opdruklocomotief vaart te minderen. Dit wordt langs het spoor aangegeven door het signaalbord Ts 1. Het signaalbord Ts 1 is een 90° naar rechts gedraaide witte letter t op een zwarte rechthoekige achtergrond.
De opdrukloc komt vervolgens na het dekkingssein (zie schema) tot stilstand. Het signaalbord Ts 2 dat uit een op zijn punt staand vierkant met een zwarte omlijning en wit binnenvlak bestaat geeft aan waar de opdruklocomotief moet stoppen.
De goederentrein met de tractielocomotieven rijdt ondertussen door en is al snel via de Gemmenicher Tunnel de Duits-Belgische grens gepasseerd. Bij het dekkingssein wacht de opdruklocomotief totdat het sein wordt veilig gegeven, waarna de opdruklocomotief door middel van de wisselstraat over het andere spoor weer naar Aken-West teruggaat.
Geraadpleegde bronnen:
- Eigen waarnemingen
- Wolfgang Klee, Eisenbahn Journal (8/1998), Hermann Merker Verlag GmbH